Derek Jarman: Archaeologies of Sound and Soul
“So I scrabble in the rubbish, an archaeologist who stumbles across a buried film. An archaeologist who projects his private world along a beam of light into the arena, till all goes dark at the end of the performance, and we go home. Home is where one should be, as Dorothy said, clicking her ruby slippers, there’s no place like it. Now, I’m not going to duck it, ART is the key. Those who don’t know it simply don’t live, they exist. It, of course — is an approach to existence, an inner approach to the outer world; it’s not just words and music, but gardens, sweeping, the washing-up; it needs no money this archaeology of soul, tho’ the powers grab it and run it through the projector to blind you. An artist is engaged in a dig. Deep down, depth, ‘the way up is the way down, ...’ ” (Derek Jarman)
ECHOES OF DISSENT (VOL. 6)
WITH SIMON FISHER TURNER, ALESSANDRA NOVAGA & LUKE FOWLER
Derek Jarman gebruikte archeologie graag als metafoor in zijn werk: in zijn schilderkunst, in zijn geschreven memoires en in zijn cinema, die hij meer dan eens karakteriseerde als een “archaeology of soul”. Een treffende metafoor voor het werk van een kunstenaar die er altijd naar streefde om diep in de verborgen keerzijdes van Engeland te graven, onvermoeibaar en onverzettelijk op zoek naar de fragmenten van een wereld die hij uit elkaar zag vallen, inclusief zijn eigen privéwereld. Kort nadat hij een HIV-diagnose kreeg, kocht hij een stukje land in Dungeness, te midden van een schijnbaar onherbergzaam landschap dat bekend staat als “de woestijn van Engeland”. Daar ging Jarman door met het opgraven van industriële en politieke overblijfselen, en het afschuimen en verbouwen van de grauwe woestenij om een scenografie van vergeten rijkdommen en nieuwe bloesems te creëren. Het is moeilijk om zijn tuin in Prospect Cottage niet te beschouwen als de ultieme bewaarplaats van Jarmans leven en werk. Net als zijn cinema was de tuin wild maar toch zorgvuldig onderhouden, Engels en buitenaards, verfijnd en subversief, zonder muren of hekken. Het is een viering van groei en bestaan, schoonheid en veerkracht, maar ook een gedenkteken voor stilte en teloorgang.
De benadering van veel van Jarmans films is vergelijkbaar met de gelaagdheid van de palimpsest — het oproepen van oude en nieuwe vormen op een palimpsestueus oppervlak waar ze elkaar ontmoeten en bestrijden. Dit geldt met name voor de inventieve gelaagdheid van de soundtracks van zijn films, het resultaat van een proces dat hij ooit bestempelde als “the archaeology of sound”. De klankbanden, variërend van speels en citerend, onstuimig en weemoedig, elektronisch en klassiek, versterkten het tijdreiseffect van zijn films, heen en weer pendeldend door de geschiedenis, terwijl ze de beeldsporen animeerden met een soort sympathieke resonantie of kortstondig mutueel dromen. Zoals Dan Barrow opmerkte: “Net zoals individuele shots, personages en narratieve fragmenten in Jarmans films, halfverbijsterend, uit hun voorlopige context pingelen en de kijker bij elke stap dwingen om de vorm van de film opnieuw te bedenken, zo lijkt de muziek vaak te verdwijnen in haar eigen spel van mijmering en verleiding voordat ze de vleselijke grillen van het beeld even aanraakt.”
Van de punk esthetiek van zijn eerste langspeelfilm Jubilee (1978) tot samenwerkingen met muzikanten en bands als Throbbing Gristle, Psychic TV, Brian Eno of Coil: het werk van Jarman was instrumentaal in het overbruggen van de magische kloof tussen de Britse experimentele muziek underground en de avant-garde film- en kunstwereld. Maar Jarmans meest duurzame en vruchtbare sonische samenwerking was ongetwijfeld die met Simon Fisher Turner. Hun vriendschap begon toen Turner als chauffeur werkte tijdens de productie van The Tempest (1979), waarna Jarman hem uitnodigde om soundtracks te componeren voor een reeks Super 8 films en de speelfilm Caravaggio (1986). Hun samenwerking duurde voort tot in de jaren 1990, met als hoogtepunt Jarmans afscheidsfilm, het weergaloze en bevrijdende Blue (1993). Geïnspireerd door Robert Bressons notitie over geluid uit zijn Notes sur le cinématographe: “de klanken moeten muziek worden”, vermengt Turners werk veldopnames — die hij “life recordings” noemt — met klassieke en moderne elementen, waarbij hij een verscheidenheid aan instrumentaties, texturen en kleuren samenbrengt in rijke sonische fresco’s die, net als het werk van Derek Jarman, elke vorm van afbakening en categorisering tarten. Een palimpsestische poëtica die de veelzijdigheid van het heden herbergt, met ruimte voor de spoken van het verleden en de beloftes van de toekomst.
Met dit programma van vertoningen, gesprekken en performances willen we een eerbetoon brengen aan het werk van Derek Jarman en Simon Fisher Turner.
In the context of the research project Echoes of Dissent (KASK & Conservatory / School of Arts Gent)
In collaboration with Film Fest Ghent