Balamos
Cinema behelst de mogelijkheid van wat nog moet komen, van een nieuw ontwaken. Er is de mogelijkheid van een toekomstig bestaan.
Stavros Tornes: één van de vergeten profeten van cinema, ‘poète maudit’ ondergedompeld in het land van mythe en tragedie, metgezel van al de verschoppelingen van de postindustriële samenleving, van al de vagebonden die rondzwerven tussen de overblijfselen van ‘Empire’. Altijd kiezend voor de betovering van de wereld, in al zijn overdaad en buitensporigheid, in het gezicht van het onttovering van het sociale, gekleurd door herinneringen aan bezetting, burgeroorlog en dictatuur. In de handvol films die hij maakte met zijn “alter-ego” Charlotte van Gelder is er geen breuk tussen het reële en het sur-reële: realiteit en fantasie vloeien in elkaar alsof de zintuiglijke wereld wordt bewoond door oeroude, animistische krachten. In de loop van schijnbaar doelloze reizen door tijd en ruimte, stuurloos in een ‘dérive’ door vreemde landschappen, wordt ons het onverwachte wonder van een andere mensheid in zijn vele vormen aangeboden: de terugkeer naar de oorsprong, de afdaling naar de onderwereld, de aankomst in het beloofde land. “Homerus bedient de camera, Heraclitus registreert het geluid”, zo schreef filmcriticus Louis Skorecki. Een cinema voorafgaand aan cinema: ongetemd, onbereikbaar, mythisch. Een cinema die ons doet fluisteren, in complete verwarring, “Waar ben ik”? Niet vanwege de angst voor verdwaling, maar door de onthulling in een diepe slaap te zijn, plots wakker te worden, en niet weten in welke vreemde wereld we wakker zijn geworden.